h

Geïmpregneerd hout levert gevaar op voor gezondheid

18 juli 2003

Geïmpregneerd hout levert gevaar op voor gezondheid

Geachte Raadsleden, geachte Statenleden,
Dat asbest gevaren oplevert voor de volksgezondheid is inmiddels wijd en zijd bekend, ook al worden -nog steeds- niet altijd de juiste maatregelen genomen om dat gevaar in te perken.
Hoewel er in de afgelopen 15 jaar ook heel wat gezegd en geschreven is over de gevaren van met CCA, beter bekend als Wolmanzouten, geïmpregneerd hout, ligt dit hout nog steeds volop in de winkels en wordt er van alles van gemaakt. Sterker nog: voor de tuin is er bijna geen ander hout verkrijgbaar in doe-het-zelfzaken en tuincentra.

Feit is en blijft echter dat Wolmanzouten bestaan uit de uiterst giftige stoffen arseenzuur, chroom VI en koperoxide. Deze stoffen staan niet voor niets op de Europese zwarte lijst van gevaarlijke afvalstoffen, die met een op de bron gerichte aanpak koste wat het kost uit het milieu geweerd zouden moeten worden. Dat wil zeggen dat deze ongewenste restanten uit onder andere de metallurgische processen bij Shell/Billiton eigenlijk als zwaar chemisch afval zeer zorgvuldig, veilig en langdurig (en dus duur) horen te worden opgeslagen. Dat gebeurt echter niet. Integendeel, als ‘bestrijdingsmiddel’ van schimmel en houtrot in geïmpregneerd hout krijgen ze nog een tweede leven. Onder hoge druk worden ze namelijk in het hout geperst en al dan niet met stoom gefixeerd, waarna elke kubieke meter (500 kilo) hout tussen de een en twee kilo arseenzuur en tussen de twee en drie kilo chroom VI bevat. Deze stoffen komen in de verschillende stadia van de levensduur van geïmpregneerd hout zowel via de lucht als via het water in de omgeving terecht.

In elke fase, van bewerking via gebruik tot afval, leidt dit tot gevaarlijke situaties. Het productieproces op zichzelf kan, afhankelijk van de zorgvuldigheid van de producent en de controle op zijn werkwijze, redelijk ‘schoon’ verlopen. Bij een ramp, bijvoorbeeld brand in het bedrijf, zijn de gevolgen voor mens en milieu echter niet te overzien. Om te beginnen zou al het bluswater moeten worden opgevangen, wil niet de verre omgeving vergiftigd worden met arseenzuur en chroom VI, beide goed oplosbaar in water. Maar ook via de rook zouden kankerverwekkende deeltjes in de lucht komen. Als er een impregneerbedrijf binnen uw gemeentegrenzen actief is, is het dus uitermate belangrijk om te weten wat hierover in het rampenbestrijdingsplan van uw gemeente is opgenomen.
In ‘normale’ omstandigheden begint de ellende zodra het hout uit de impregneerketel komt en buiten wordt opgestapeld om te drogen. Op dat moment komt een proces van uitlogen op gang, waardoor een deel van de in het hout geperste gevaarlijke stoffen in het milieu terechtkomt. Dit gaat door tijdens de hele gebruiksduur van het hout en vormt ook een groot probleem in de afvalfase.

Het zogenaamd duurzame geïmpregneerde hout wordt verwerkt tot hekjes, tuinmeubels, wordt gebruikt in de huizenbouw en, niet te vergeten, er worden kinderspeeltoestellen van gemaakt. Op hout dat onder andere volgens Europese richtlijn 2003/2/EC van 6 januari 2003 niet met blote handen aangeraakt mag worden, laten tienduizenden Nederlanders hun kinderen spelen of ze laten er hun druiven en tomaten tegen groeien. De genoemde richtlijn legt niet voor niets een absoluut verbod op toepassing van geïmpregneerd hout in woningbouw en huishouden. Wat het doel ook is, elk gebruik waarbij risico voor herhaald huidcontact bestaat of waarbij het hout in aanraking komt met stoffen voor menselijke en dierlijke consumptie, is van nu af aan verboden. Arseen en chroom VI zijn zelfs zo giftig dat wetenschappers er geen ondergrens voor wat betreft kankerverwekkende eigenschappen aan toekennen. Elke molecuul, die gemakkelijk door de huid gaat, kan op termijn kanker veroorzaken, zelfs via het erfelijk materiaal bij later geboren kinderen.

Acuut gevaarlijk is het gewolmaniseerde hout ook in de afvalfase. Meer en meer wordt het namelijk gebruikelijk dat dit hout wordt versnipperd en opgestookt als ‘biomassa voor groene stroom’. Dit is het gevolg van het feit dat met chemisch afval behandeld hout zélf niet als chemisch afval beschouwd wordt, omdat volgens de Bestrijdingsmiddelenwet bij de toelating van een bestrijdingsmiddel op de markt geen rekening mag worden gehouden met milieu- en gezondheidsrisico’s ná de gebruiksfase. Op het oog niet van onbehandeld hout te onderscheiden geïmpregneerd hout hoeft dus niet alleen niet als gevaarlijk afval opgeslagen te worden, het mag in Nederland zelfs als secundaire brandstof in kolengestookte elektriciteitscentrales worden bijgestookt. In het recente verleden gebeurde dat ook in de Electrabelcentrale in Nijmegen. De Raad van State heeft hier een einde aan gemaakt, maar GS van Gelderland hebben daarna gewoon weer een nieuwe vergunning verleend. Deze ligt nu opnieuw ter vernietiging bij de Raad van State.

Door de uitstoot van arseen, chroom VI en andere zware metalen, onder veel soepelere voorwaarden dan in afvalverbrandingsinstallaties, leidt dit tot onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid. Dit staat in schrijnende tegenstelling tot het totale rookverbod in alle openbare ruimtes dat op korte termijn van toepassing wordt. De grote ‘sigaren’ van de kolencentrales, waarvan het ‘meerookeffect’ nog veel groter en in feite onontkoombaar is, kunnen uit naam van de economische vooruitgang ongestoord hun gevaarlijke stoffen de lucht in blazen. Daarmee worden mensen in de omgeving van zo’n centrale, die bij gebrek aan beter die lucht wel in móeten ademen, vogelvrij verklaard. En om de ramp compleet te maken, wordt van de met zware metalen vergiftigde vliegassen die achterblijven als restproduct cement en beton gemaakt. Gevolg is dat in Nederlandse cement 10 ppm chroomtrioxide voorkomt in plaats van de volgens Europese richtlijnen maximaal toegestane 2 ppm.

Terug naar het CCA-geïmpregneerde hout. In het kader van bovengenoemde Europese richtlijn dient dit dus te worden gekenmerkt en behandeld als gevaarlijk afval. Europese overheden dienen de nodige maatregelen te nemen om te zorgen dat dit hout niet in het milieu komt en dat arbeiders die ermee werken zodanig beschermd worden dat hun gezondheid niet wordt aangetast. EU-lidstaten zijn gehouden om uiterlijk 30 juni 2003 de maatregelen die zij zullen nemen te publiceren en de Europese Commissie hiervan in kennis te stellen. Op z’n laatst op 30 juni 2004 dienen alle maatregelen te zijn uitgevoerd.

In het licht van het boven beschrevene lijkt het ons onmogelijk dat een gewetensvol en verantwoordelijk bestuur (gemeentelijk, provinciaal en landelijk) nog één dag langer wacht met het nemen van afdoende maatregelen ter voorkoming van verdere vervuiling en het nog langer in gevaar brengen van mensen door hen bloot te stellen aan deze zwaar giftige stoffen. Het eerste en minste wat gedaan moet worden, is het algemeen bekend maken van de gevaren van geïmpregneerd hout, zodat gebruikers ook zelf hun conclusies kunnen trekken. Omdat dit hout nog uitsluitend onder streng gecontroleerde omstandigheden geproduceerd mag worden voor zeer nauwkeurig omschreven gebruik op plaatsen waar de menselijke huid er onder geen enkele omstandigheid mee in aanraking kan komen, dienen alle milieuvergunningen voor de productie van geïmpregneerd hout te worden ingetrokken en moet de verdere verspreiding ervan worden tegengegaan. Tenslotte zullen er, net als bij asbest, maatregelen genomen moeten worden om het al geplaatste hout uit het milieu te verwijderen en zodanig op te slaan dat de zwarte lijstvergiffen op geen enkele wijze nog langer in het milieu terecht kunnen komen.

Hoogachtend,
Toine van Bergen
Lid commissie Economie en Milieu van Provinciale Staten Gelderland voor de SP

U bent hier