Provincie ontkent lekken Barneveldse vuilstort
Provincie ontkent lekken Barneveldse vuilstort
De provincie Gelderland ontkent dat de vuilstort van de firma Vink in Barneveld lekt. Ondanks het feit dat een deskundigenrapport heeft vastgesteld dat er wel degelijk gevaarlijke stoffen vrijkomen. Dat blijkt uit de beantwoording van schriftelijke vragen van de SP- fractie aan het college van GS.
De Vereniging Plaatselijk Belang Voorthuizen maakt zich grote zorgen over het vrijkomen van de gevaarlijke stoffen. Bovendien wil de provincie afzien van een eerder opgelegde verplichting aan de eigenaar van de stort, om - ter bescherming van de omgeving- een damwand aan te brengen.
Binnenkort doet de Raad van State uitspraak in verband met bezwaren die zijn ingediend tegen een nieuwe milieuvergunning, die aan Vink is verstrekt. In overleg met de Vereniging Plaatselijk Belang Voorthuizen heeft de Gelderse SP besloten om de problemen rond de stort in Barneveld op de politieke agenda te zetten. Op 26 oktober zal hierover gesproken worden in de statencommissie Economie en Milieu .
Hieronder staan de antwoorden op de statenvragen.
Vraag 1: Op grond van de nu geldende vergunning is Afvalverwerking Vink B.V. verplicht om een damwand aan te brengen wanneer er sprake is van verspreiding van de vervuiling, onder andere via het grondwater. Ook had bronreiniging binnen de inrichting plaats moeten vinden. Beide maatregelen zijn niet genomen door Afvalverwerking Vink B.V. Er zijn ook buiten de inrichting verhoogde concentraties van vervuilende stoffen waargenomen. Waarom heeft u Vink B.V. tot nu toe niet verplicht om een damwand aan te brengen, en bronreiniging binnen de inrichting uit te voeren?
Antwoord: Voorschrift 7.58 van de vigerende milieuvergunning uit 1995 van Afvalverwerking Vink B.V. schrijft voor dat er, om de verspreiding te controleren van de reeds aanwezige verontreini-ging van het grondwater, een controlesysteem dient te worden aangelegd.
Voorschrift 7.58 ziet tevens op het ontwikkelen van een voorspellingsmodel op grond waarvan bepaald kan worden wat de uiterste datum is dat de verticale wand geplaatst moet zijn, rekening houdend met het feit dat geen verontreiniging van het grondwater, ten gevolge van de stort-plaats, buiten de verticale wand mag optreden.
De controlepeilbuizen zijn aangebracht en er is een voorspellingsmodel ontwikkeld. Op basis van metingen door Grontmij in 2000 en 2001 en een vergelijking met de meetresultaten uit 1994 is duidelijk geworden dat de grondwaterverontreiniging zich minder snel verspreidt dan was voorspeld. De verontreiniging zal naar de huidige inzichten de voorgenomen plaats van de dam-wand niet bereiken. Het aanleggen van een damwand is derhalve niet nodig om verspreiding van de grondwaterverontreiniging tot buiten de inrichting te voorkomen.
Rekening houdend met de nieuwe onderzoeksresultaten is gedurende de vergunningprocedure voor de nieuwe saneringsvariant door ons niet handhavend opgetreden met betrekking tot de geschetste verplichtingen.
Vraag 2: Waarom hebt u in de nieuwe vergunning de verplichting om een damwand aan te bren-gen zelfs geschrapt, in de wetenschap dat de vervuiling zich nu reeds buiten de stort verplaatst?
Antwoord: De omvang van de grondwaterverontreiniging is bekend, chloride is daarbij een be-langrijke gidsparameter. In tegenstelling tot hetgeen Statenlid Van Bergen stelt verplaatst de verontreiniging als gevolg van de stortplaats zich niet buiten de inrichting.
De verplichting om een damwand te plaatsen wordt vervangen door een saneringsvariant waarbij de natuurlijke afbraak van de vuilpluim in het grondwater wordt gemonitord. Daaraan gekoppeld zijn maatregelen om de infiltratie van regenwater in het oude stort en de directe omgeving daarvan te minimaliseren. Tevens is er rekening gehouden met een terugvalscenario waarbij, indien noodzakelijk, verontreinigd grondwater wordt gezuiverd.
Vraag 3: Op grond waarvan concludeert u dat de buiten de inrichting aangetroffen verhoogde concentratie arseen “normaal” is?
Antwoord: Ons is een dergelijke conclusie niet bekend. Door Grontmij is in 2001 onderzoek ge-daan naar het voorkomen van arseen in het grondwater bij Vink. Voor vrijwel alle peilbuizen wordt een concentratie gemeten kleiner dan de detectiewaarde (10ug/l). Uitzonderingen zijn peilbuis B-ondiep (84 ug/l op 1 april 2001) en peilbuis 1000-middeldiep (27 ug/l op 1 juni 2001). Deze peilbuizen zijn gelegen binnen de inrichting in de directe nabijheid van het oude stort.
Vraag 4: Het college van GS stelt dat eventuele lekkages van de onderafdichting van de stort-plaats niet zijn te monitoren. Is er dan nog wel sprake van een handhaafbare vergunning?
Antwoord: Ja. In de considerans van de vergunning is gesteld is dat eventuele lekkages van de onderafdichting van nieuwe stortvakken niet met een reguliere monitoring zijn te detecteren. Alternatieve monitoringsmethodieken zijn wel mogelijk.
In de vergunning is derhalve aangegeven dat er een maatwerkoplossing moet zijn voor de monitoring van een eventuele lekkage van de onderafdichting van nieuwe stortvakken, gelegen in de stromingsrichting van de vuilpluim van het oude stort. Dit staat de monitoring van de be-staande vuilpluim uit het oude stort niet in de weg.
Vraag 5: Waarom wordt geen rekening gehouden met veranderende richtingstromen van het grondwater als gevolg van toekomstige ontwikkelingen rond de stortplaats? (zoals: verbreding A1; aanleg ontsluitingswegen, ontwikkelingen op recreatieterrein Zeumeren en de aanleg van bedrijventerrein Harselaar-Zuid).
Antwoord: Pas als de aard en omvang van toekomstige ontwikkelingen in de omgeving bekend zijn, kan worden berekend wat de invloed daarvan zal zijn op de grondwaterstroming bij Vink. Overigens wordt door monitoring de feitelijke grondwaterstroming gevolgd.
Vraag 6: Hoe wordt voorkomen dat vervuiling van de omgeving ontstaat via de bovenkant van de vuilstort, onder andere doordat meeuwen kunnen zorgen voor verspreiding van asbesthoudende grond?
Antwoord: De vigerende milieuvergunning stelt daartoe reeds voorschriften. Een en ander valt buiten de reikwijdte van de nieuwe veranderingsvergunning die slechts ziet op een nieuwe saneringsbenadering voor het grondwater.
Vraag 7: Hoe zit het met de financiële aansprakelijkheid van het moederbedrijf Afvalverwerking Vink B.V., indien derden schade ondervinden door verspreiding van de vervuiling?
Antwoord: Op basis van de beschikbare gegevens zal de verontreiniging in het grondwater zich niet verspreiden buiten de inrichting van Afvalverwerking Vink B.V. Dit laat onverlet dat de veroorzaker van een verontreiniging aansprakelijk kan worden gesteld voor de daaruit voortvloeiende schade.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje
Commissaris van de Koningin
H.M.D. Brouwer
secretaris
Rondje Veluwe
'Provincie ontkent giflek'
SP deelt zorgen van Plaatselijk Belang Voorthuizen over giflek bij stortplaats Barneveld
Website van Plaatselijk Belang Voorthuizen
- Zie ook:
- Ruimte, wonen en milieu