h

Hoogovenslakken in IJzendoornse uiterwaarden: iedereen wijst naar elkaar, maar niemand doet wat

28 november 2005

Hoogovenslakken in IJzendoornse uiterwaarden: iedereen wijst naar elkaar, maar niemand doet wat

Enkele maanden geleden stelde de SP- fractie vragen over het feit, dat het Duitse Hoogovens Kupferhutte in de jaren zeventig zeer giftige hoogovenslakken illegaal gedumpt had in de uiterwaarden bij IJzendoorn. En dat het spul er nog steeds ligt. Uit de antwoorden blijkt dat er heel wat overheidsinstanties de "zwarte piet" naar elkaar toegespeeld hebben. Maar er gebeurt voorlopig nog steeds niets.

Het verhaal begon met een krantenartikel, waarin de gemeente Nederbetuwe meldde dat het Ministerie van VROM geld beschikbaar had voor de sanering. Maar dan moest de provincie Gelderland wel meebetalen. Gelderland zou dat weigeren. In de beantwoording van de vragen wordt echter gesteld, dat niet het Ministerie van VROM verantwoordelijk zou zijn, maar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Omdat het om uiterwaardengrond gaat. Gelderland zelf zou op dit moment helemaal niet in actie hoeven te komen.

Gemeld wordt ook dat Rijkswaterstaat geen prioriteit geeft aan de sanering. Alleen wanneer de rivier de Waal ter plekke verbreed zou moeten worden, zou er kans bestaan dat het gif wordt opgeruimd.

De provincie stelt dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid. Merkwaardig. Want de hoogovenslakken bevatten onder andere het zeer giftige arseen, dat zeer goed oplost in (grond)water.

Met het bedrijf Hoogovens Kupferhutte, dat de slakken gedumpt heeft, blijkt al lang geleden een schikking getroffen te zijn.

Tekst van de beantwoording van de schriftelijke vragen

Vraag 1: Was het storten van de slakken in de jaren zeventiger jaren een legale activiteit? Zo niet, in hoeverre zijn er juridische stappen mogelijk tegen Hoogoven Kupferhutte?

Antwoord: Voor het aanspreken van veroorzakers van vervuiling is de Minister van VROM ver-antwoordelijk. De minister heeft met de leverancier(s) een schikking getroffen.

Vraag 2: Is het juist dat het Ministerie van VROM, wegens de zeer omvangrijke vorm van de bodemvervuiling bevoegd gezag is? Klopt het dat VROM geld beschikbaar heeft gesteld voor de sanering van de uiterwaarden?

Antwoord: 2a. Het Ministerie van VROM was verantwoordelijk voor het toekennen van gelden voor de aanpak van omvangrijke gevallen, zoals de locatie IJzendoorn. In 2002 is de regeling opgeheven. In de periode 1997-2002 heeft de minister geen prioriteit toegekend aan de locatie IJzendoorn.

Vraag 3: Klopt het dat u desondanks niet bereid bent om mee te werken aan deze sanering?

Kunt u uw besluit toelichten? Hoe verhoudt uw beslissing zicht tot de beschikking van het college van GS uit 1998 dat de sanering binnen vier jaar dient plaats te vinden?

Antwoord:

3a. Zie antwoord 2. Het Ministerie van VROM heeft geen geld toegezegd voor locatie IJzendoorn.

3b. In 1997 heeft GS, conform de Wet bodembescherming, bekendgemaakt dat op locatie IJzendoorn sprake is van een ernstige verontreiniging. Op basis van het risico voor verspreiding van stoffen via het grondwater heeft GS - conform landelijke systematiek - vastgesteld dat een sanering binnen 4 jaar een aanvang dient te krijgen.

In het besluit heeft GS als voorwaarde opgenomen dat er een aanvang met de sanering kan worden gemaakt, indien het ministerie aan de financiering van IJzendoorn (als omvangrijk geval) voorrang verleend. Het ministerie heeft nooit financiering toegekend aan IJzendoorn.

Sinds 1997 is er veel veranderd.

De locatie ligt in de uiterwaarden. Er heeft een wetswijziging plaatsgevonden, waardoor de Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd gezag is geworden voor locaties “die de bodem onder oppervlaktewateren voor rijkswateren (Wbb: art. 63, lid a)” bedreigen en daarmee ver-vuilde locaties in de uiterwaarden1.

De financiële regeling voor omvangrijke saneringen op basis waarvan de Minister van VROM deze sanering had kunnen financieren, is opgeheven.

Bovendien is de aanpak van vervuiling sinds 1997 veranderd. Sanering richt zich nu op be-heersing en functiegerichte inpassing.

Vraag 4: Bent u het met de SP eens dat wegens de reeds jaren geconstateerde verspreiding van uiterst giftige stoffen met spoed een sanering plaats dient te vinden? Zo nee, waaarom niet?

Antwoord: Dit is de bevoegdheid (inmiddels) van de Minister van Verkeer en Waterstaat. Tot op heden heeft RWS geen prioriteit gegeven aan een aanpak.
Wij zijn overigens van mening dat hier geen sprake is van een risico voor volksgezondheid, waarvoor wij directe maatregelen noodzakelijk achten.

Vraag 5: Is het juist dat door het uitblijven van de bodemsanering economische activiteiten wor-den belemmerd?.

Antwoord: Nee, ons niet bekend.

Vraag 6: Welke gevolgen hebben de plannen “Ruimte voor de Rivier” voor deze sterk vervuilde uiterwaardenlocatie.

Antwoord: Indien voor Ruimte voor de Rivier de uiterwaarden dienen te worden aangepakt zal een deel van de slakkenstort moet worden afgegraven. Dit zal ten dele een “sanerend effect” hebben op de vervuiling. Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor uitvoeren van een (deel)sa-nering en initiatiefnemer voor werkzaamheden in het kader van Ruimte voor de Rivier.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje
Commissaris van de Koningin

H.M.D. Brouwer
secretaris

Overheden treden al dertig jaar niet op tegen gif in uiterwaarden bij IJzendoorn

U bent hier