h

Opvang zwerfjongeren: vragen blijven

22 maart 2008

Opvang zwerfjongeren: vragen blijven

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport ‘Opvang zwerfjongeren 2007’ van de Algemene Rekenkamer heeft SP-woordvoerder jeugd, Marit de Ridder, schriftelijke vragen gesteld.
De antwoorden van het college roepen volgens De Ridder een aantal nieuwe vragen op.

In het onderzoeksrapport ‘Opvang zwerfjongeren 2007’ van de Algemene Rekenkamer valt de schatting van het aantal zwerfjongeren in 2007 met 6.000 aanzienlijk hoger uit dan in voorgaande jaren. In 2004 lag het geschatte aantal zwerfjongeren nog tussen de 3.000 en 5.000.

Marit de Ridder, woordvoerder jeugd namens de SP, stelde daarop vragen over de situatie in Gelderland.

In haar antwoord - zie hieronder - zegt het college dat vooral het model spoedzorg dat in Gelderland is ontwikkeld grote winst oplevert, en dat er voor minderjarigen die in crisis verkeren en/of onderdak nodig hebben altijd een bed beschikbaar is. Volgens De Ridder staat dit in contrast met de kerngegevens uit het onderzoeksrapport waarin staat aangegeven dat de gemeente Apeldoorn naar schatting aan 110 zwerfjongeren geen opvang weet te bieden.
Het college betwist de cijfers in het onderzoeksrapport en zegt dat er gewerkt wordt aan een uitbreiding tot 17 plaatsen in de loop van 2008. Dit zijn dan volgens De Ridder nog altijd 93 slaapplaatsen te weinig. Het is onbekend in hoeverre de te openen voorziening ‘Omnizorg Apeldoorn’ voldoende plek weet te bieden aan deze specifieke doelgroep zwerfjongeren.

De schriftelijke vragen en beantwoording daarvan worden daarom tijdens de volgende Commissie Jeugd, Gezin, Zorg, Welzijn en Cultuur door De Ridder aan de orde gesteld.

Beantwoording van de vragen:

Vraag 1:

Wat is uw reactie op conclusie en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport ‘Opvang zwerfjongeren 2007’ van de Algemene Rekenkamer?

Antwoord:

In algemene zin kan op basis van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer de conclusie worden getrokken dat er met bijna 6000 zwerfjongeren in Nederland sprake is van een aanzienlijk maatschappelijk probleem. Tevens kan worden vastgesteld dat de aandacht en voorzieningen voor deze doelgroep in Nederland, maar zeker ook in Gelderland is toegenomen. Het betreft hier vorderingen op het vlak van beleidsontwikkeling, (opvang)voorzieningen, signalering, preventie, begeleiding, nazorg en informatievoorziening. Deze veranderingen zijn overigens gerealiseerd in een periode met ingrijpende stelselwijzigingen zoals de Wet op de jeugdzorg (2005) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (2007). Om die reden verkeren diverse verbetertrajecten nog in een fase van ontwikkeling. Desalniettemin vinden wij de resultaten bemoedigend. Door Bureau Jeugdzorg, Gelderse zorgaanbieders en verwijzers zoals de politie, wordt aangegeven dat vooral het model spoedzorg dat in Gelderland is ontwikkeld, grote winst oplevert. Voor minderjarigen die in crisis verkeren en/of onderdak nodig hebben, is altijd een bed beschikbaar.

De Algemene Rekenkamer geeft verder aan dat de informatievoorziening een punt van zorg is. Landelijk, regionaal en lokaal zijn er geen sluitende registratiesystemen. Dat is ook een reden voor de rekenkamer om op basis van dit onderzoek geen absolute conclusies te trekken. Zeker ook omdat de groep zwerfjongeren uitermate divers is. De meeste zwerfjongeren zijn niet dakloos maar thuisloos, aangezien ze wisselen tussen logeeradressen van vrienden en kennissen. Soms wordt ook gebruikgemaakt van slaapplaatsen bij instellingen. De leeftijdsgroep 18 tot 22 jaar is dominant. Dat is overigens een leeftijd waarop geen nieuwe aanspraak kan worden gemaakt op de provinciale jeugdzorg.

De Algemene Rekenkamer beveelt de programmaminister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van VWS aan in het landelijke beleidskader de provincies een specifieke aanwijzing te geven voor het provinciale beleidskader jeugdzorg. Aanvullend dient het Rijk de Stedelijke Kompassen voor Maatschappelijke Opvang van de 43 centrumgemeenten te toetsen op voldoende aandacht voor zwerfjongeren. In de breedte wordt door de Algemene Rekenkamer aandacht gevraagd voor het verder volgen van de wooncomponent.

Wij herkennen de conclusies van de Algemene Rekenkamer en kunnen op hoofdlijnen instemmen met de aanbevelingen. Gelderland doet het in verhouding tot andere provincies zeker niet slecht, waarbij wij ons realiseren dat er nog het nodige kan verbeteren. Opgemerkt wordt dat volgens ons college de verantwoordelijkheid voor de groep zwerfjongeren m.b.t. preventie, signalering en opvang primair bij de (centrum)gemeenten ligt (gezien WMO en Stedelijke Kompassen). In de regionale jeugdconvenanten maken wij afspraken over goede aansluiting van het gemeentelijke domein en de provinciale verantwoordelijkheid m.b.t. de jeugdzorg. De gevraagde aandacht voor de wooncomponent wordt gedeeld. Met de wethouders maatschappelijke zorg van de acht grote Gelderse steden (GSO-steden) voeren wij regelmatig overleg gericht op de praktijk van de opvang voor dak- en thuislozen, waaronder zwerfjongeren.

Vraag 2:

Het rapport concludeert dat er zonder dit onderzoek nog steeds geen landelijk beeld over aantallen zwerfjongeren, samenstelling van de groep en voorzieningen is. Heeft de provincie Gelderland concrete informatie over het aantal zwerfjongeren, de samenstelling van de groep en voorzieningen in Gelderland? Zo ja, wat zijn deze gegevens? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Zoals in het rapport van de Algemene Rekenkamer te lezen is, ontbreekt het overal in Nederland aan een eenduidig landelijk of regionaal registratiesysteem. Voor veel andere doelgroepen van Maatschappelijke Zorg is dit overigens niet anders. Dat is voor de provincie Gelderland ook aanleiding geweest om voor de groep dak- en thuislozen in 2007 een registratiesysteem te laten ontwikkelen voor de 8 Gelderse steden (stedelijke regio’s). Naar verwachting zal dit systeem (werktitel: Zorgmonitor OGGZ) in de loop van 2008 in de provincie worden geïntroduceerd. De groep zwerfjongeren valt voor zover in beeld bij de deelnemende instanties grotendeels binnen dit systeem. Het is tevens mogelijk het systeem uit te breiden voor andere doelgroepen. In 2009 zal in overleg met de gemeenten worden bezien of deze uitbreiding noodzakelijk en/of wenselijk is. Verder ligt hier tevens een relatie met de introductie van het Elektronisch Kinddossier (EKD) en de verwijsindex (VE). Hierover zal in de loop van 2008 meer duidelijkheid ontstaan.

Vraag 3:

De Algemene Rekenkamer komt niet verder dan een schatting doordat niet alle instanties dezelfde definitie hanteren en het ontbreken van een centraal registratiepunt. De provincie Gelderland hanteert de definitie van VWS, maar verschillende centrumgemeenten in de provincie hanteren andere definities. Is het mogelijk dat u een eenduidige definitie weet te formuleren en implementeren voor de gehele provincie?


Antwoord:

Zwerfjongeren zijn volgens Ministerie VWS jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in opvang verblijven. Gezien het feit dat veel zwerfjongeren via het informele circuit onderdak vinden, zijn zij in veel gevallen niet altijd bij officiële instanties bekend of ingeschreven. Dat is en blijft een lastig punt. Indien er een goede registratie is van risicojongeren en dak- en thuisloze personen dan kan op grond van het leeftijdcriterium elke wenselijke selectie worden gemaakt. De ontwikkeling van de (Regionale) Stedelijke Kompassen kan de eenduidigheid in de definitie verder verbeteren. Belangrijker dan de definitie is natuurlijk een probleemgerichte benadering waarbij ketenpartners goed samenwerken.

Vanuit de verantwoordelijkheid van de provincie Gelderland c.q. Bureau Jeugdzorg is van belang dat het toeleiden van jongeren onder de 18 naar de jeugdzorg adequaat is georganiseerd (zie voetnoot).

Vraag 4:

Benut de provincie Gelderland de registratiemogelijkheden in de jeugdzorg en maatschappelijke opvang, zodat de gegevens bijvoorbeeld in de Jeugdmonitor kunnen worden opgenomen?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 3.

Vraag 5:

Bent u op de hoogte van het feit dat de gemeente Apeldoorn naar schatting aan 110 zwerfjongeren geen opvang weet te bieden (onderzoeksrapport ‘Opvang zwerfjongeren’, kerngegevens Gelderland)? Zo ja, heeft u de gemeente daarop aangesproken? Met welk resultaat? Zo nee, welke stappen gaat u hieromtrent ondernemen?


Antwoord:

Ja, het is bij het college bekend dat de gemeente Apeldoorn een aanzienlijke groep dak- en thuislozen heeft, waaronder ook jongeren die vallen onder de definitie zwerfjongeren. In tegenstelling tot de beschrijving in het rapport, beschikt Apeldoorn wel degelijk sinds enige jaren over een opvangvoorziening voor jongeren. Deze voorziening (Parkzicht) beschikt nu over zes plaatsen en er wordt gewerkt aan een uitbreiding tot 17. In de loop van 2008 komen deze extra plaatsen beschikbaar. De gemeente Apeldoorn is de afgelopen periode tevens doende geweest het aanbod en voorzieningenniveau te optimaliseren. Een voorbeeld daarvan is de medio 2008 te openen voorziening ‘Omnizorg Apeldoorn’. Het betreft een centrum voor dagopvang, nachtopvang, een sociaal pension en een laagdrempelige woonvorm voor onder meer thuis- en daklozen.

Vraag 6:

Op het gebied van preventieve activiteiten, signalering en specifieke begeleidingstrajecten tonen m.n. Apeldoorn en Doetinchem vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen aan (onderzoeksrapport ‘Opvang zwerfjongeren’, kerngegevens Gelderland). Welke stappen gaat u hieromtrent ondernemen?

Antwoord:

Het college is van mening dat e.e.a. veel genuanceerder ligt dan in vorenstaande vraag geformuleerd. Zoals in het antwoord bij vraag 5 over de inzet van Apeldoorn, kan ook over Doetinchem worden opgemerkt dat de afgelopen periode samen met andere gemeenten en instellingen hard gewerkt is aan een samenhangende aanpak voor alle aandachtsgroepen die vallen binnen de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). De WMO en de (Regionale) Stedelijke Kompassen voor Maatschappelijke opvang zijn voor Apeldoorn en Doetinchem goede mogelijkheden de ambities nader uit te werken. Hierbij verwijzen wij ook naar de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer.

Vraag 7:

In het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer geeft u aan dat er een onderzoek volgt in het kader van convenanten met de gemeenten. Kunt u aangeven waaruit dit onderzoek bestaat? Wilt u de resultaten uit het desbetreffende onderzoek t.z.t. voorleggen aan de Commissie JZC.

Antwoord:

In de loop van 2008 zal het college de regionale platforms jeugd en de jeugdconvenanten van de zeven Gelderse regio’s tegen het licht houden. Dat laatste is wenselijk mede gezien de raakvlakken met het nu lopende traject van de Regionale Samenwerkingsprogramma (RSP) waarin de onderwerpen jeugd en maatschappelijke opvang veelal zijn opgenomen. Het college is echter niet voornemens hier separaat over te rapporteren, maar conform de afspraak met uw Staten zo veel mogelijk aan te sluiten bij de reguliere verantwoording in Planning en Control-cyclus.


Vraag 8:

In het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer geeft u aan dat u zicht wilt krijgen op wat gemeenten aan voorzieningen nodig hebben en hoe de provincie daarop in kan spelen. Hoe denkt u daar zicht op te krijgen? Welke mogelijkheden heeft u om daarop in te spelen?

Antwoord:

Nadrukkelijk is het de bedoeling dat de provincie en de gemeenten ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid doen wat nodig is. Het Regionale Samenwerkingsprogramma (RSP) is een mogelijkheid hier een gezamenlijke ambitie te formuleren. Over afstemming en samenwerking worden gedurende deze bestuursperiode zo nodig in het reguliere overleg met gemeenten en/of regio’s aanvullende afspraken gemaakt. De verbetering van de registratie biedt voor het eerst een goed beeld van de behoefte aan voorzieningen in vergelijking met het bestaande aanbod.

Voetnoot:

Een jeugdige heeft recht op jeugdzorg op basis van een indicatie die verkregen kan worden bij Bureau Jeugdzorg, waarvan er in elke provincie of stadsregio één is. De indicatie kan alleen verkregen worden door minderjarigen (en/of hun ouders). Als de indicatie gesteld is, mag de hulp worden voortgezet (zonder onderbreking) tot het 23e levensjaar. Maatschappelijke opvang is beschikbaar voor alle burgers die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, ongeacht hun leeftijd. Voor jeugdigen in deze omstandigheden wordt over het algemeen jeugdzorg geschikter geacht dan maatschappelijke opvang. Op enig moment, het 18e of 23e levensjaar of een leeftijd daartussen, verloopt het recht op jeugdzorg. De zwervende jeugdige is dan verder aangewezen op maatschappelijke opvang. De leeftijdsgrens voor de ‘verlengde jeugdzorg’ is dus anders dan de leeftijdsgrens in de definitie van zwerfjongere.

SP wil ophelderling over zwerfjongerenproblematiek in Gelderland

U bent hier