h

SP zegt vertrouwen op in Gedeputeerde Staten

19 december 2012

SP zegt vertrouwen op in Gedeputeerde Staten

De SP heeft het vertrouwen opgezegd in het college van gedeputeerde staten. De SP steunde een motie van wantrouwen omdat ze van mening is dat het college van Gedeputeerde Staten Provinciale Staten onjuist en onvolledig hebben geïnformeerd in de zaak Verdaas.Co Verdaas trad op 6 december af als staatssecretaris vanwege twijfels over zijn woonplaats en onjuiste declaraties uit de tijd dat hij gedeputeerde in Gelderland was.

De motie werd gesteund door SP, PVV en Partij voor de Dieren en haalde geen meerderheid.

Lees hieronder de bijdrage van SP-fractievoorzitter Eric van Kaathoven in het interpellatiedebat:

Voorzitter, aftreden doe je niet zomaar. Dan moet er iets serieus aan de hand zijn. De redenen die de heer Verdaas aangaf voor zijn snelle aftreden als staatssecretaris waren zaken die speelden in zijn tijd als gedeputeerde van Gelderland. Alle aanleiding voor een debat hier in de staten van Gelderland.

Wat de SP betreft staan drie politieke vragen centraal in dit interpellatiedebat:

1. Welke rol speelde het college van Gedeputeerde staten bij het goedkeuren van declaraties van gedeputeerde Verdaas waarvan deze zelf nu erkent dat ze onjuist waren en bij het feit dat de gedeputeerde zijn feitelijke woonplaats niet gedurende de gehele periode vanaf 1 april 2008 in Gelderland had?

2. Zijn provinciale staten altijd juist en volledig geïnformeerd in deze kwestie, en dan met name betreffende de woonplaats van gedeputeerde Verdaas?

3. Hebben provinciale staten de controlerende rol goed uitgevoerd?

1. goedkeuren declaraties en toestaan woonplaats

Om bij de eerste vraag maar te beginnen. De SP vraagt zich af waarom het college van gedeputeerde staten –weliswaar via een ambtenaar maar onder haar politieke verantwoordelijkheid - declaraties heeft goedgekeurd waarvan achteraf blijkt dat ze deels onjuist zijn en waarvan het college had kunnen weten dat deze niet geheel juist konden zijn.

Dat het college dit had kunnen weten maak ik op uit het feit dat het immers (ook via een ambtenaar) dienstritten toegestaan heeft naar buiten Gelderland, namelijk naar Zwolle, die verre van incidenteel waren. Bovendien wisten leden van het college, naar ik mag aannemen, dat de heer Verdaas zeer vaak in Zwolle overnachtte en werd een log van de dienstritten bijgehouden. Wie deze twee bronnen (declaraties en dienstritten) naast elkaar legt, ziet dat bij een aantal declaraties voor woon werk verkeer die gaan over Nijmegen Arnhem en terug op zijn minst grote vraagtekens gezet kunnen worden. Want hoe kan gedeputeerde Verdaas in de avond in Zwolle worden afgezet met de dienstauto en de volgende ochtend vanuit Nijmegen met zijn auto naar Arnhem vertrekken? Het kan natuurlijk dat hij een enkele keer een lift kreeg of de trein nam maar het gaat om 17 x alleen al in het eerste jaar na zijn ontheffing. Daar hadden alarmbellen moeten gaan rinkelen.

Die hadden trouwens sowieso af moeten gaan aangezien ondertussen toch wel vrij duidelijk is dat het feit dat de heer Verdaas eigenlijk in Zwolle woonde toch bij meerdere leden bekend moet zijn geweest. Dat lijkt me een extra reden om declaraties woon-werk van Nijmegen naar Arnhem en terug niet zomaar goed te keuren. En toch gebeurde dat. Wij vinden dat een ernstige zaak.

De indruk ontstaat dat de heer Verdaas bewust onjuiste declaraties heeft ingediend (hij wist immers dat ze niet juist waren). En voorzitter laten we ook helder zijn dat de heer Verdaas die onjuiste declaraties niet indiende om de provincie geld te besparen. Als dat zijn motief was geweest dan had hij immers helemaal niet hoeven te declareren. Het gaat niet om grote bedragen en gedeputeerden krijgen naast hun behoorlijke salaris ook nog een vaste maandelijkse onkostenvergoeding van 328,53 euro. Dus als hij echt de provincie kosten had willen besparen dan had hij die ritjes van Zwolle naar Arnhem überhaupt niet gedeclareerd. Ik denk niet dat hij er een boterham minder om zou hebben gegeten.

Maar er ontstaat niet alleen een indruk van de heer Verdaas, de indruk ontstaat ook dat het college van GS deze onjuiste declaraties bewust heeft goedgekeurd. Zo kwam naast de vele dienstritten op papier ten minste nog regelmatig Nijmegen voor als ‘woonplaats’ in de boeken. Hiermee werd op zijn minst de suggestie gewekt dat de gedeputeerde vaker in Nijmegen overnachtte dan feitelijk het geval was. Dat kwam goed uit.

En daarmee kom ik op de tweede politieke vraag…

2. Zijn provinciale staten altijd juist en volledig geïnformeerd in deze kwestie?

Voorzitter, dit is een zeer zwaar wegende politieke vraag. Want een democratie, ook de provinciale, werkt alleen als volksvertegenwoordigers er niet vanuit kunnen gaan dat zij juist en volledig worden geïnformeerd. Kijk alleen al naar de agendapunten die we vandaag nog hebben. Die zouden allemaal met maanden moeten worden uitgesteld als wij als staten alle beweringen van het college zouden moeten dubbelchecken. Feitelijk wordt daarmee ons werken onmogelijk. Daarom is het niet juist of volledig informeren van de staten dan ook een politieke doodzonde.

In deze zaak - de twijfels over de woonplaats van gedeputeerde Verdaas en de vraag of die wel in Gelderland woonde na het aflopen van zijn ontheffing op 1 april 2008 - zijn meermaals vragen gesteld door leden van provinciale staten, herhaalde schriftelijke vragen en vragen tijdens het debat op 9 November 2011. In alle gevallen is aangegeven dat de heer Verdaas sinds 1 april 2008 in Nijmegen woont. Met een uitzondering waarin het antwoord ‘sinds 1 oktober 2008’ was. Zo stelt gedeputeerde Markink die op 9 november 2011 namens het college een reactie gaf op moties van de PVV, en ik citeer ‘Maar wat belangrijk is, de feitelijke woonplaats is sinds april 2008 de gemeente Nijmegen.’ En even later na een interruptie van mevrouw Faber ‘Waar het hier om gaat is of iemand ergens woont en ook ingeschreven staat. En dat is het geval.’

Deze vragen en antwoorden maken duidelijk dat er statenleden zijn geweest die vragen stelden en ook wezen op de Provinciewet (artikel 35b) waarin geëist wordt van een gedeputeerde dat deze ingezetene is. In Tekst en Commentaar bij die wet wordt aangegeven dat het moet gaan over de werkelijke woonplaats. Elders lezen we dat bij werkelijke of feitelijke woonplaats het moet gaan om de plaats waar iemands hoofdverblijf is. En het woonadres volgens het GBA moet door de feiten gesteund worden. Alleen inschrijving is daarbij onvoldoende. Het gaat dan om criteria als nachtrust, maaltijden, ontvangen van post, ontvangen van bezoek, enzovoort.

Alleen al uit het overzicht van de dienstritten naar Zwolle waarbij hele maanden zitten waarbij wekenlang bijna vijf dagen van of naar of heen en weer naar Zwolle wordt gereden, alleen al daaruit wordt duidelijk dat gedeputeerde Verdaas niet de gehele periode vanaf 1 april 2008 zijn woonplaats in een Gelderse gemeente had. En dat is dus nog los van andere aanwijzingen als het hanteren van Zwolle als adres voor veel post, het slechts 1 procent in eigendom hebben van een pand waarvan de gedeputeerde nu zegt dat het ‘een kamer’ betrof, het gaat er bij dit punt niet om dat hij niet had mogen huren of zo, maar dat deze constructie wel erg opmerkelijk is want zo betaalde de gedeputeerde ook geen huur maar had toch een adres in Gelderland. Achteraf, in zijn verklaring van 6 december 2012 erkent de gedeputeerde ook dat er discussie mogelijk is over zijn feitelijke woonplaats en in een daarna geschreven mail stelt hij dat hij zeer regelmatig in Zwolle verbleef in zijn huis waar ook zijn partner woonde. Opvallend blijft trouwens dat de heer Verdaas hier in deze staten noch in de media ooit vragen beantwoord heeft over deze zaak.

Maar we kunnen dus wel stellen dat gedeputeerde Verdaas niet gedurende de hele periode dat hij in Gelderland als gedeputeerde werkte ook altijd inwoner van Gelderland is geweest. Daarmee is in strijd met de provinciewet gehandeld.

De vraag is nu of het denkbaar is dat gedeputeerde Verdaas zijn feitelijke woonplaats al die tijd voor de rest van het college verborgen heeft gehouden en het college als geheel geen aanwijzingen had dat deze lange tijd Zwolle in plaats van Nijmegen was? De schriftelijke sporen van zijn verblijf in Zwolle (zoals de dienstautoritten, waarvoor ook toestemming was en de diverse declaraties op adres in Zwolle) alleen al, doen vermoeden dat dit niet het geval was. Bovendien kan ik me niet voorstellen dat bij herhaalde vragen van de staten door het college niet gesproken is over de woonsituatie van de heer Verdaas. Die antwoorden moesten immers juist en volledig zijn namens het gehele college. En dan is er nog het feit dat je als jarenlange naaste collega’s toch wel iets moet hebben meegekregen hoe en waar iemand woont.

Maar dit alles is nooit met de staten gedeeld. Ook niet toen daar herhaaldelijk om gevraagd is. Voorzitter daarom staat vandaag voor de SP ook de vraag centraal of er nog vertrouwen kan zijn in dit college. Het oordeel daarover vellen we aan het einde van dit debat.

3. controlerende rol staten

Eerst en ten slotte nog wat opmerkingen over de controlerende rol van provinciale staten in deze kwestie. Hebben de staten die goed uitgevoerd?

Laat ik bij mezelf en mijn fractie beginnen. Ik ben niet tevreden over ons optreden in deze zaak. In veel zaken heeft de SP voorop gelopen, zich in vastgebeten en samen met andere partijen voortdurend kritische noten gekraakt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de verkoop van nutsbedrijf Nuon, de problemen met de komst van de OV-chipkaart, maar ook declaraties van leden van GS in het algemeen, maar niet in deze zaak. Wij hebben de woonplaats van de gedeputeerde nooit zo in beeld gehad. En achteraf blijkt dat onterecht te zijn geweest. Wij hebben de antwoorden van het college voor juist en volledig aangenomen. En wij hebben ook nadat de PVV er een debat van maakte te weinig actie ondernomen om de zaak op te helderen.

Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat wij ook een volgende keer als een fractie zoals de PVV dat november vorig jaar deed, met een overval van stukken en verwijten richting een persoon komt tijdens een statenvergadering en meteen maar een motie van wantrouwen op tafel legt zonder de kans op weerwoord, wij daar niet in mee zullen gaan. Ik blijf van mening dat zorgvuldigheid zeker daar waar het de integriteit van personen betreft van groot belang is in deze staten.

En dan de staten als geheel. Hebben de staten de controlerende taak goed uitgevoerd? Ja en nee. Ik kom daar zo op…

Maar laat ik eerst even stil staan bij het algemene beeld in bepaalde media is dat in Gelderland alles maar kan. Dat beeld lijkt me niet juist. Over vrijwel alle kwesties die je kunt bedenken zijn de afgelopen jaren vragen gesteld en debatten gevoerd. Daarbij zijn soms moties van afkeuring en van wantrouwen ingediend. Zo voerden we in deze statenperiode al eerder een interpellatiedebat. Ook aangevraagd door de SP, samen met PVV en GroenLinks in dat geval. Het ging over de aankoop van grond in Dodewaard voor een project van gedeputeerde Verdaas. Het terrein werd voor 3,6 miljoen gemeenschapsgeld gekocht terwijl het 3 maanden eerder nog voor 3 ton van eigenaar was gewisseld. Een zaak waar ook nu nog veel vragen open staan. Na een stevig debat werd een motie van afkeuring ingediend door genoemde partijen. Die haalde het niet maar er kan niet gesteld worden dat er geen fracties geweest zijn die de kwestie aankaartten.

En dat gold ook voor de kwestie woonplaats Verdaas. Er zijn meerdere statenvragen over gesteld. Maar de grote meerderheid in de staten ging ervan uit dat de antwoorden van het college juist en volledig waren en lieten het daarbij. Dus is het antwoord ja en nee. Ja dingen worden aangekaart en dat is goed. En nee die dingen worden door de meerderheid niet altijd serieus genoeg opgepikt, en dat is een slechte zaak.

Maar, voorzitter, het echte antwoord op de vraag of de staten van Gelderland hun controlerende taak goed uitvoeren, kunnen we pas aan het einde van dit debat geven.

SP vraagt om debat na aftreden Verdaas

U bent hier